
Het plan was: dit jaar mijn boek schrijven. Echt. Het boek waarvan ik een paar jaar geleden in een soort flow de eerste hoofdstukken schreef. Ze waren er zomaar, de hoofdpersonen. Drie zussen met ieder een eigen verhaal, dat zich langzaam ontrafelde. En een boerderij. De zussen vertelden me dingen over zichzelf, bij voorkeur wanneer ik in de paardenwei mest aan het ruimen was. De ultieme routineuze bezigheid waarbij ideeën (of zussen) makkelijk tot je kunnen komen. Zo leerde ik ze kennen, begreep ik steeds beter wie ze waren en wat ze wilden.
Ik schreef tot ik ineens niet meer schreef. Wat er tussendoor kwam weet ik niet meer precies, maar laten we het samenvatten met de term 'het leven'. Je weet wel, life is what happens to you while you were busy making other plans.
Het verhaal bleef liggen, tot ik op een goede dag ergens vorig jaar besloot dat ik er nu echt verder mee wilde. Leefden mijn personages nog? Ja, ze leefden nog. Wilden ze nog over zichzelf vertellen? Ja, ze wilden. Oké, actie! Ik gaf me op voor een basiscursus schrijven in de lokale bibliotheek. Lessen waar ik met veel plezier naartoe ging. Ter plekke schrijfopdrachten doen, elkaars verhalen horen, huiswerk maken, elkaars huiswerk bespreken. Mijn schrijfvuur laaide op, heerlijk vond ik het. Vlak voor de laatste les overleed mijn moeder. De afsluiting van de cursus liet ik aan me voorbijgaan – wat op zich wel weer typerend was voor mij, beter in dingen opstarten dan ze afmaken.
Life happened to me while I was busy making other plans. Again. Zoals dat gaat. De schrijfcoach die de schrijfcursus gaf, had twaalf jaar gedaan over het schrijven van zijn thriller. Twaalf jaar! Toen ik die eerste hoofdstukken van mijn verhaal aan het schrijven was, had ik in m'n hoofd dat ik het boek ongeveer binnen een halfjaar af wilde hebben. Hooguit een jaar. Moest niet zo moeilijk zijn, toch? Nu begrijp ik het, van die twaalf jaar. Ik ben geloof ik vier jaar onderweg, inmiddels. Maar laten we de jaren niet tellen. Eraan werken, dat telt. De weg is het doel. Dus besloot ik, een paar maanden geleden, weer te beginnen met schrijven.
Dat ik het schrijven had laten liggen, kwam ook doordat ik op een probleem was gestuit. Iets in de achtergrond van die zussen en die boerderij klopte niet. De situatie wrong. En dat merk je als lezer, daar ga je je dingen bij afvragen, waardoor je uit het verhaal stapt. Dus er moest iets gebeuren. Ik moest iets veranderen in de basis van het verhaal, anders kwam ik er niet verder mee. Het was tijd voor Structuur. Niet mijn sterkste punt.
Enter nieuwe schrijfcursus, online deze keer. Vier lessen om het skelet van je verhaal stevig op poten te zetten. Een solide begin, midden en eind. Alles van tevoren uitgedacht, zodat je onderweg nauwelijks voor verrassingen komt te staan en het schrijven een soort creatieve invuloefening wordt.
In de feedback op mijn eerste ingeleverde opdracht legde de schrijfcoach precies de vinger op de plekken in mijn verhaal die zwak en ongeloofwaardig waren. Kijk, hier kon ik mee aan de slag! Het was bijna zomervakantie, en in de vakantie zou ik natuurlijk lekker veel tijd hebben om te werken aan opdracht 2, en daarmee aan de verdere opbouw van mijn verhaalskelet. (…) Alsof. Alsof je tijd hebt om je gedachten af te maken tijdens de schoolvakantie van je kind. Alsof die periode meer dan één wazige, structuurloze, luie, met ijsjes gevulde wolk van breinmist is.
Goed. In de laatste week van de vakantie lukte het me dan toch om opdracht 2 te maken. Hoera! Weliswaar niet met mijn boekverhaal als onderwerp. Daarover was ik namelijk nog verder in verwarring geraakt. Ik bedacht wel een kloppender, geloofwaardiger uitgangspunt. Maar toen begon de locatie van het verhaal, de boerderij, er in mijn hoofd ineens heel anders uit te zien. En ik droomde een keer over de zussen, maar zus nummer drie was in de droom plots een compleet ander type! Moest ik háár dan in mijn verhaal laten, in plaats van de oorspronkelijke versie? Ik wist het even niet meer. Maar ik maakte dus mooi wel opdracht 2, met een ander verhaalidee als onderwerp, en mailde mijn huiswerk naar de schrijfcoach.
Per autoreply kwam er een antwoord met de volgende strekking: Hoi, ik ben keilang onbereikbaar want ik ben lekker research aan het doen voor mijn nieuwe boek, ergens in oktober of héél misschien tussendoor lees ik mijn mail weer.
Toen dacht ik twee dingen. 1.) Aha. Weet je wat, ik word fulltime schrijver en ga ook lekker een maand of weetikhoeveel eens wat research doen her en der, lijkt me heerlijk. 2.) Screw it, dan ga ik zonder feedback wel verder. Met mijn zussenverhaal. Gewoon verder schrijven (een bijzonder rebelse gedachte, want de insteek van de cursus is dat je éérst je verhaallijnen helemaal hebt uitgedacht en dan pas daadwerkelijk gaat schrijven.)
Heb ik inmiddels alweer geschreven aan mijn boek? Eh, nee. Mijn hoofdpersonen en verhaallocatie verkeren nog steeds in een identiteitscrisis. En ik vraag me soms af of ze nog wel met me verder willen. Die vraag heb ik te danken aan het verrukkelijke boek Big magic van Elizabeth Gilbert. Ze vertelde daarin dat verhalen soms naar een ander gaan, als jij ze niet vertelt. Dit had ze zelf eens meegemaakt. Ze had een fantastisch verhaalidee, maar kwam er door allerlei omstandigheden (lees: het leven) niet aan toe het uit te werken. Veel later sprak ze een collega-schrijfster die vertelde over haar nieuwe boek. Op een paar details na had zij exact het verhaal geschreven dat eerder bij Elizabeth was geland. Het verhaal was verhuisd naar een nieuwe verteller.
Het plan was: dit jaar mijn boek schrijven. Echt.
De realiteit is... dat het leven uit heel veel snippertjes van van alles en nog wat bestaat, met maar heel weinig daadwerkelijk geschrijf aan dat boek. Toch ga ik snel weer contact maken met mijn zussen, horen of ze nog bij me willen zijn. En wie ze nu zijn. En als ze willen, ga ik over ze vertellen. Linksom, rechtsom, de weg is het doel.