
Jarenlang was het een droom: een boerderijtje mét paarden naast de deur. Die droom werd werkelijkheid toen we in 2012 naar onze huidige woonplek verhuisden. We konden er een stuk landbouwgrond van ruim een hectare bij kopen. Mijn gedroomde paardenwei! Zo zag het er bij aankoop overigens nog niet uit: in de kletsnatte aarde waren aardappels geteeld. We lieten een bak aanleggen, en drainage, en een flinke vijver uitgraven – dat leek me fantastisch voor de paarden, zo'n drinkpoel, en bovendien zou het helpen voor de afwatering. Om het terrein heen moest een track komen, een pad waarover de paarden hopelijk veel zouden bewegen, en daaraan grenzend verschillende weitjes die afwisselend open konden worden gezet. Dat hield in: heel veel palen in de grond zetten en lint spannen. De grond werd ingezaaid met graszaad – ik kon de sprietjes wel uit de grond kijken! De loonwerker had een mengsel gezaaid, niet alleen het vette raaigras dat melkkoeien eten, maar vooral ook 'soberder' soorten die voor paarden veel geschikter zijn.
Gras wilde ik voor mijn paarden – maar de grond had daar zo zijn eigen ideeën over. Allerlei onkruiden groeiden er, veel perzikkruid in het begin, en tot mijn ergernis schoot ook overal ridderzuring op. Daar had ik behoorlijk wat stress van. Want waar die plant met z'n grote bladeren groeide, groeide geen gras. Bestreden moest het worden! Iemand vertelde me wel dat zuring een zogenoemde pioniersplant is, een plant die als eerste op verstoorde grond groeit, en dat de diepe penwortels van ridderzuring de grond lucht gaven. Maar dat dat dus oké was, drong toen nog niet echt tot me door.
Deze zomer ben ik met vriend en kind naar The biggest little farm geweest, een film over een stel dat op 22 hectare droog, onvruchtbaar land uiteindelijk een bloeiend boerenbedrijf weet op te bouwen. Een van de dingen die me zijn bijgebleven van deze schitterende film is dit: elke plant en elk dier op je land heeft een functie. Vertelt je iets over de grond. Het ecosysteem streeft naar balans, en als je weet samen te werken met de natuur in plaats van dingen te 'bestrijden', ontstaat die balans uiteindelijk wel. En: biodiversiteit is belangrijk. Véél soorten bij elkaar.
Inmiddels bestaat de paardenwei zo'n zeven jaar, en in de loop der jaren is het karakter ervan veranderd. De sfeer, zou ik bijna willen zeggen. Het voelt nu heel anders dan zes jaar geleden om door de wei te lopen. Er is zoveel meer leven in gekomen, voelbaar en zichtbaar. In plaats van dat er zoals voorheen een paar keer per jaar drijfmest in de grond wordt gespoten, wat het gewas wel helpt te groeien maar het bodemleven geen goed doet, laten we nu eens per jaar de gecomposteerde paardenmest over het land uitrijden. Dat is ook de enige keer dat er met zware machines wordt rondgereden.
Op sommige plekken staat nog steeds zuring. Er is een jaar geweest dat het wemelde van de boterbloemen. Dit jaar zijn er veel paardenbloemen, misschien als reactie op de extreme droogte van vorige zomer. Opnieuw perzikkruid. Weegbree. Klaver in drie kleuren. Madeliefjes. Brandnetels, die de paarden graag eten als ze gemaaid zijn. Distels. Er staan zomaar een paar bossen met lelies, en er is een grote smeerwortelplant opgekomen (hoera!). Het gonst van het leven. Zwaluwen zwenken rond om de libelles te vangen die boven de vijver zweven. Mestkevers trekken paardenpoep de grond in. In de poel kwaken kikkers – soms komt de reiger even langs. Af en toe schiet er een haas weg. De buizerds roepen. En ík kan de pollen met pitrus (stug gras waar de paarden hun neus voor ophalen) wel ergerlijk vinden, maar de wespspin vindt het de perfecte plek voor een web om krekels in te vangen. En ik kan het Jacobskruiskruid wel vervloeken, dat ik dan elk jaar wél weer probeer te bestrijden, maar de gele bloemetjes ervan worden druk bezocht door bijen, zweefwespen en vlinders.
Het land is zoveel meer geworden dan alleen 'paardenwei'. Het is een heuse community.